Box 3-heffing over 2014 is te hoog

Marjo Jacobs 17 januari 2018

Nadat vele beroepen tegen de forfaitaire vermogensrendementsheffing ongegrond zijn verklaard, heeft Hof Amsterdam nu de kritiek van belanghebbenden erkend. Het hof heeft geoordeeld dat in 2014 de vermogensrendementsheffing een verboden schending van het recht op eigendom vormt. Met een reactie van Cor Overduin, die als fiscaal specialist van Grant Thornton de Bond van Belastingbetalers bijstaat in deze zaak.

Het hof haalde eerdere arresten aan, waarin de Hoge Raad had geoordeeld dat het forfaitair rendement van 4% pas in strijd is met het EVRM als dit rendement gedurende een lange reeks van jaren niet meer valt te halen. In het jaar 2011 was volgens de Hoge Raad nog niet voldaan aan deze voorwaarde. Zie: ‘Hoge Raad houdt box 3 in stand’. Hof Amsterdam heeft nu gekeken naar het jaar 2014. Volgens het hof is van belang welk reëel rendement een particulier die weinig risico wil nemen, kan behalen gedurende een lange reeks van jaren. De rechter ging daarbij mede uit van een overzicht in het eindrapport van de Commissie Van Dijkhuizen ‘Naar een activerender belastingstelsel’. Uit dit overzicht blijkt dat over de jaren 2001 – 2012 het gemiddelde jaarlijkse reële rendement op spaarrekeningen 0,5% was. Het hof leidt uit dit aanzienlijke verschil af dat in 2014 de risicomijdende particuliere belegger over een lange periode geen reëel rendement van 4% had kunnen behalen. De box 3-heffing van 1,2% (forfaitair rendement x 30% belasting) was in 2014 geen proportionele heffing meer. Het hof liet echter de aanslag in stand. Het wil namelijk de wetgever enige tijd gunnen om de situatie die op zichzelf een schending van het eigendomsrecht vormt, te beëindigen. Daarbij wees het hof op de gewijzigde box 3-heffing per 1 januari 2017. Voor rechtsherstel zal men naar een hogere rechter moeten stappen.

 

Reactie Cor Overduin

Taxence vroeg Cor Overduin, die de Bond voor Belastingbetalers bijstaat in deze zaak, om een reactie. ‘Ik ben blij dat dit Hof ons standpunt volledig onderschrijft, lees: de realiteit anno 2014 week toen al langere tijd te sterk af van wat de wetgever destijds als basis voor de 4%-norm heeft gehanteerd. En dus is het wettelijke box 3-systeem op zichzelf in strijd met Europees recht. Dat is een mooie constatering. Het Hof achtte zichzelf echter niet de partij om rechtsherstel te bieden. Dat rechtsherstel kan wel door de Hoge Raad geboden worden. De grote vraag is of de Hoge Raad dat durft. Tot nu toe heeft de Hoge Raad dat nooit aangedurfd, waarbij ik vermoed dat dat rechtscollege het budgettaire belang daarvan te groot acht. Mocht de Hoge Raad het niet aandurven, dan ligt de weg naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens nog open. Kortom: de wedstrijd is nog niet gespeeld maar dit is een hele mooie etappewinst.’

 

Wet: artikel 5.2 Wet IB 2001 per 1 januari 2014

Verdrag: artikel 1, Eerste Protocol EVRM

Meer informatie: Hof Amsterdam 16 januari 2018 (gepubliceerd 17 januari 2018), ECLI:NL:GHAMS:2018:83

Bron: Taxence fiscaal nieuws voor professionals, 17 Januari