Hof perkt reikwijdte verklaring geen privégebruik in

Marjo Jacobs 11 september 2018

Volgens het hof blijkt uit de parlementaire toelichting bij de invoering ‘verklaring geen privégebruik bij een bestelauto’ dat correctie wegens privégebruik via de loonbelasting moet plaatsvinden. Correctie via de inkomstenbelasting, zonder voorafgaande correctie in de loonbelasting staat op gespannen voet met de wettelijke systematiek.

Een monteur kreeg van zijn werkgever een bestelauto ter beschikking. Voor deze bestelauto was al eerder een ‘verklaring geen privégebruik’ afgegeven. Voor een andere procedure was de monteur met de bestelauto in 2013 naar Hof Amsterdam gereden. De procedure waarvoor de werknemer naar het gerechtshof was gereden ging over de vraag of de bestelauto naar ‘aard en inrichting’ uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt was voor vervoer van goederen. Om de die aard aan te tonen was de monteur naar het gerechtshof gereden, zodat die aard door de rechter ter plaatse kon worden beoordeeld. Voor alle andere ritten gebruikte de monteur de auto zakelijk.

Actualiteit

In geschil is de bijtelling privégebruik voor de bestelauto. Hof Amsterdam leidt uit de parlementaire geschiedenis bij de invoering van de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto het volgende af. Een correctie vanwege privégebruik bestelauto van de zaak moet plaatsvinden door naheffing van loonbelasting bij de werknemer, of eventueel de werkgever. Essentieel is dat die correctie plaatsvindt vanwege een constatering van privégebruik in de actualiteit. Volgens het hof lijkt het op gespannen voet te staan met de wettelijke systematiek dat bijtelling van privégebruik bestelauto in de inkomstenbelasting plaatsvindt, zonder dat dit privégebruik eerder in de heffing van loonbelasting is betrokken. Het alsnog via de inkomstenbelasting heffen over het privégebruik, stuit ook af op de in de wettelijke regeling besloten eis van ‘controle in de actualiteit’ nu het ‘privégebruik’ plaatsvond op 27 februari 2013 en de inspecteur dit pas per brief van 15 december 2015 ter discussie had gesteld. Het hof vindt tot slot dat een ritje naar het gerechtshof redelijkerwijs niet kan gelden als een rit waarvoor een bijtelling gold, gezien de reden waarom de monteur met de bestelauto naar het hof was gereden. Het hof verminderde de aanslag naar het in de aangifte aangegeven belastbaar inkomen.

Wet: art. 13bis Wet LB 1964 en art. 3.81 Wet IB 2001 (tekst 2013)

Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 14 augustus 2018 (gepubliceerd op 5 september 2018), ECLI:NL:GHAMS:2018:3089

bron: Taxence, door Michel Halters, 6 september 2018