Kabinet presenteert opties voor verfijning box 3
Er zijn meerdere mogelijkheden voor verfijning van de huidige bepalingen van box 3, zoals die luiden na inwerkingtreding van de Overbruggingswet box 3. Definitieve keuzes over de verfijning worden later dit jaar gemaakt. Ook is de introductie van het toekomstige box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement niet eerder mogelijk dan per 2027. Dit schrijft staatssecretaris Van Rij in een Kamerbrief. De staatssecretaris gaat ook in op onroerend goed.
Op basis van onderzoek naar verfijningen is een aantal aanpassingen in box 3 mogelijk. De meeste mogelijkheden zorgen ervoor dat de forfaitaire berekening van het rendement beter aansluit op het werkelijk behaalde rendement. Met elke verfijning gaat een budgettaire derving gepaard.
- Een eerste mogelijkheid is aandelen in het vermogen van een reservefonds van Verenigingen van Eigenaren en in het geld op een derdengeldenrekening van een notaris onder de categorie banktegoeden scharen. Dit is al toegezegd.
- Een tweede optie is het defiscaliseren van onderlinge vorderingen en schulden in box 3, waaronder verrekenbedingen tussen echtgenoten. Ook dit is al toegezegd.
- Een derde optie is het verhogen van de heffingskorting voor groene beleggingen.
- Een vierde optie is het creëren van een aparte categorie voor vorderingen. Bepaalde vorderingen krijgen dan hetzelfde forfaitaire rendementspercentage als schulden.
- Tot slot is het mogelijk de categorie ‘overige bezittingen’ op te splitsen in meerdere categorieën, waaronder een aparte categorie voor effecten en voor onroerende zaken. Iedere categorie krijgt een eigen forfait.
Of de laatste twee verfijningen worden doorgevoerd, wordt later dit jaar besloten. Er wordt nog onderzoek gedaan naar het verhogen van de heffingskorting voor groene beleggingen.
Opties voor het belasten van onroerend goed
Een belangrijke categorie bezittingen in box 3 betreft onroerend goed. Onderzocht wordt hoe onroerend goed in zowel de overbruggingsperiode als in een stelsel op basis van werkelijk rendement het beste belast kan worden. Daarbij is ook oog voor de signalen dat particuliere beleggers in onroerend goed geconfronteerd worden met een stapeling van maatregelen, waardoor hun rendement wordt aangetast. Omdat het forfait voor onroerend goed is gebaseerd op de langjarige ontwikkeling van de huizenmarkt, zal het forfait door de huidige ontwikkeling van de huizenprijzen bovendien door veel beleggers in onroerend goed als hoog worden ervaren. Dit in tegenstelling tot voorgaande jaren waar het forfait doorgaans lager was dan de gemiddelde stijging van de huizenprijzen.
Eerder zijn zes varianten uitgeschreven voor het bepalen van de waardeontwikkeling van onroerende zaken. Inmiddels is gebleken dat de volgende combinatie van varianten kansrijk is:
- De werkelijke inkomsten uit verhuur, pacht en erfpachtinkomsten (canon) zijn belast. Hierbij wordt uitgegaan van de kale huurprijs. De kosten die gerelateerd zijn aan de verhuur zijn forfaitair aftrekbaar als een percentage van de werkelijke inkomsten.
- De waardeontwikkeling, inclusief de daarmee samenhangende onderhoudskosten, wordt op basis van de beginwaarde forfaitair bepaald. De beginwaarde is, net als onder het huidige stelsel, voor woningen de vastgestelde WOZ-waarde van het betreffende belastingjaar en voor nietwoningen de waarde in het economische verkeer op 1 januari.
- In de forfaits voor de waardeontwikkelingen zal onderscheid worden gemaakt tussen woningen en niet-woningen. Bij niet-woningen kan vervolgens nog onderscheid gemaakt worden naar verschillende soorten onroerend goed.
- Daarnaast wordt onderzocht of het mogelijk is om het eigen gebruik van onroerend dat in box 3 valt, te belasten.
Er wordt er nog een variant onderzocht, namelijk het belasten van onroerend goed, waaronder grond, als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) in box 1. Alle onroerende zaken, of vanaf een bepaald aantal, worden bij deze variant verplaatst van box 3 naar box 1, ongeacht of deze zijn verhuurd of niet zijn verhuurd. Ook aan deze variant kleven voor- en nadelen. Er wordt onderzocht in hoeverre deze maatregelen op korte termijn te realiseren zijn. Het belasten van onroerend goed in box 1 als ROW zal de komende tijd verder worden uitgewerkt.
Over de definitieve vorm van het nieuwe stelsel is nog geen besluit genomen. Op 9 mei gaat staatssecretaris van Rij in debat met de Tweede Kamer over het nieuwe stelsel box 3 en de mogelijke verfijningen.
Bron: Taxence: 26 april 2023 door Anne-Marie Noordenbos; Kamerbrief verfijning box 3, nr. 2023-0000101431, Ministerie van Financien, 26 april 2023