Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat ook bij toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 een significante afwijking bestaat tussen werkelijk genoten rendement en forfaitair rendement. Het geboden rechtsherstel is daarom ook nog niet voldoende.

Een vermogensbezitter heeft per 1 januari 2018 een vermogen van € 377.957 bestaande uit € 142.866 banktegoeden en € 235.091 overige bezittingen (effecten). Per 1 januari 2019 is het vermogen € 380.263, bestaande uit € 200.364 banktegoeden en € 179.899 overige bezittingen (effecten). De vermogensbezitter is het niet eens met de berekening van de belasting over zijn vermogen. Het beroep bij rechtbank Noord-Holland richt zich daarom tegen het stelsel van box 3 als zodanig.

Rechtsherstel naar redelijkheid

De rechtbank oordeelt dat de belastingwetgever zich kan bedienen van forfaits. Een zekere ruwheid is inherent aan een forfaitaire regeling. Het sinds 2017 geldende forfait van box 3 achtte de Hoge Raad in het Kerstarrest buitenproportioneel. Het stelsel kon de toets van artikel 1 Eerste protocol bij het EVRM in samenhang met artikel 14 EVRM niet doorstaan. Inmiddels is de Wet rechtsherstel box 3 er gekomen. Volgens de rechtbank heeft de Hoge Raad opdracht gegeven om rechtsherstel naar redelijkheid te bieden. Als echter het rechtsherstel waarvoor de wetgever heeft gekozen in belangrijke mate afwijkt van het door een belastingplichtige genoten werkelijke rendement, kan dit de toets van artikel 1 Eerste Protocol en artikel 14 EVRM ook niet doorstaan.

Wet rechtsherstel box 3 is nog steeds in strijd met Kerstarrest

Er bestaat een belangrijke afwijking tussen de werkelijke rendementen 2018 en 2019. Die verschillen worden met name veroorzaakt door het hoge rendementspercentage van meer dan 5% voor overige bezittingen. Zoals de cijfers van de vermogensbezitter laten zien, zijn deze veronderstelde rendementen in meer dan belangrijke mate niet door hem behaald. Zo is het werkelijke rendement over 2018 € 6.710 en het forfaitaire rendement € 9.691. Voor 2019 is het werkelijke rendement € 3.129 en het forfaitaire rendement € 7.336. De Wet rechtsherstel box 3 is niet in overeenstemming met het Kerstarrest. De rechtbank vermindert daarom de aanslagen en baseert de berekening van de belasting voor box 3 op de werkelijk direct behaalde rendementen.

Wet: art. 3 Wet rechtsherstel box 3art. 1 EP EVRM en art. 14 EVRM

Bron: Taxence, 23 juni 2023 door Michel Halters rechtbank Noord-Holland 16 juni 2023 (gepubliceerd 21 juni 2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:5507, HAA 21/3461 en HAA 21/3461


Hof Amsterdam:

De inspecteur mag geen van de aangifte afwijkende aanslag opleggen als de belastingcorrectie lager is dan € 225. Dit geldt zelfs bij een inkomenscorrectie van meer dan € 500.

Na eerst een voorlopige aanslag inkomstenbelasting conform de aangifte van een vrouw te hebben opgelegd, stelde de Belastingdienst later vragen aan de vrouw over afgetrokken zorgkosten. Uiteindelijk stelde de inspecteur dat de vrouw € 623 te veel aan zorgkosten had afgetrokken. Hij legde daarom een aanslag op waarbij hij afweek van haar aangifte. De vrouw moest daardoor € 167 betalen. Volgens de vrouw is dit in strijd met het correctiebeleid van de fiscus. De Belastingdienst was van mening toch de aanslag te mogen opleggen, omdat de inkomenscorrectie meer dan € 500 bedroeg. In hoger beroep stelt het Hof de vrouw in het gelijk. Volgens het Hof brengt een redelijke uitleg van het correctiebeleid mee dat een correctie achterwege blijft als de bij te betalen belasting minder dan € 225 is. Dit geldt óók als de inkomenscorrectie boven de € 500-grens uitkomt.

Bron: De Belastingadviseur 2023, nr 8; Hof Amsterdam, 21 maart 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:775


Er zijn meerdere mogelijkheden voor verfijning van de huidige bepalingen van box 3, zoals die luiden na inwerkingtreding van de Overbruggingswet box 3. Definitieve keuzes over de verfijning worden later dit jaar gemaakt. Ook is de introductie van het toekomstige box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement niet eerder mogelijk dan per 2027. Dit schrijft staatssecretaris Van Rij in een Kamerbrief. De staatssecretaris gaat ook in op onroerend goed.

Op basis van onderzoek naar verfijningen is een aantal aanpassingen in box 3 mogelijk. De meeste mogelijkheden zorgen ervoor dat de forfaitaire berekening van het rendement beter aansluit op het werkelijk behaalde rendement. Met elke verfijning gaat een budgettaire derving gepaard.

  • Een eerste mogelijkheid is aandelen in het vermogen van een reservefonds van Verenigingen van Eigenaren en in het geld op een derdengeldenrekening van een notaris onder de categorie banktegoeden scharen. Dit is al toegezegd.
  • Een tweede optie is het defiscaliseren van onderlinge vorderingen en schulden in box 3, waaronder verrekenbedingen tussen echtgenoten. Ook dit is al toegezegd.
  • Een derde optie is het verhogen van de heffingskorting voor groene beleggingen.
  • Een vierde optie is het creëren van een aparte categorie voor vorderingen. Bepaalde vorderingen krijgen dan hetzelfde forfaitaire rendementspercentage als schulden.
  • Tot slot is het mogelijk de categorie ‘overige bezittingen’ op te splitsen in meerdere categorieën, waaronder een aparte categorie voor effecten en voor onroerende zaken. Iedere categorie krijgt een eigen forfait.

Of de laatste twee verfijningen worden doorgevoerd, wordt later dit jaar besloten. Er wordt nog onderzoek gedaan naar het verhogen van de heffingskorting voor groene beleggingen.

Opties voor het belasten van onroerend goed

Een belangrijke categorie bezittingen in box 3 betreft onroerend goed. Onderzocht wordt hoe onroerend goed in zowel de overbruggingsperiode als in een stelsel op basis van werkelijk rendement het beste belast kan worden. Daarbij is ook oog voor de signalen dat particuliere beleggers in onroerend goed geconfronteerd worden met een stapeling van maatregelen, waardoor hun rendement wordt aangetast. Omdat het forfait voor onroerend goed is gebaseerd op de langjarige ontwikkeling van de huizenmarkt, zal het forfait door de huidige ontwikkeling van de huizenprijzen bovendien door veel beleggers in onroerend goed als hoog worden ervaren. Dit in tegenstelling tot voorgaande jaren waar het forfait doorgaans lager was dan de gemiddelde stijging van de huizenprijzen.

Eerder zijn zes varianten uitgeschreven voor het bepalen van de waardeontwikkeling van onroerende zaken. Inmiddels is gebleken dat de volgende combinatie van varianten kansrijk is:

  • De werkelijke inkomsten uit verhuur, pacht en erfpachtinkomsten (canon) zijn belast. Hierbij wordt uitgegaan van de kale huurprijs. De kosten die gerelateerd zijn aan de verhuur zijn forfaitair aftrekbaar als een percentage van de werkelijke inkomsten.
  • De waardeontwikkeling, inclusief de daarmee samenhangende onderhoudskosten, wordt op basis van de beginwaarde forfaitair bepaald. De beginwaarde is, net als onder het huidige stelsel, voor woningen de vastgestelde WOZ-waarde van het betreffende belastingjaar en voor nietwoningen de waarde in het economische verkeer op 1 januari.
  • In de forfaits voor de waardeontwikkelingen zal onderscheid worden gemaakt tussen woningen en niet-woningen. Bij niet-woningen kan vervolgens nog onderscheid gemaakt worden naar verschillende soorten onroerend goed.
  • Daarnaast wordt onderzocht of het mogelijk is om het eigen gebruik van onroerend dat in box 3 valt, te belasten.

Er wordt er nog een variant onderzocht, namelijk het belasten van onroerend goed, waaronder grond, als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) in box 1. Alle onroerende zaken, of vanaf een bepaald aantal, worden bij deze variant verplaatst van box 3 naar box 1, ongeacht of deze zijn verhuurd of niet zijn verhuurd. Ook aan deze variant kleven voor- en nadelen. Er wordt onderzocht in hoeverre deze maatregelen op korte termijn te realiseren zijn. Het belasten van onroerend goed in box 1 als ROW zal de komende tijd verder worden uitgewerkt.

Over de definitieve vorm van het nieuwe stelsel is nog geen besluit genomen. Op 9 mei gaat staatssecretaris van Rij in debat met de Tweede Kamer over het nieuwe stelsel box 3 en de mogelijke verfijningen.

Bron: Taxence: 26 april 2023 door  Anne-Marie Noordenbos;  Kamerbrief verfijning box 3, nr. 2023-0000101431, Ministerie van Financien, 26 april 2023


De Belastingdienst gaat het opleggen van definitieve aanslagen en het afhandelen van bezwaarschriften box 3 over de jaren 2017 tot en met 2022 aanhouden tot een nieuw arrest van de Hoge Raad.

Dit geldt alleen voor aanslagen met box 3-inkomen dat bestaat uit meer dan alleen banktegoeden, zoals inkomsten uit aandelen of vastgoed.

Op dit moment lopen er meerdere cassatieprocedures bij de Hoge Raad waarin de vraag centraal staat of deze forfaitaire spaarvariant voldoende in lijn is met het Kerstarrest. Totdat de Hoge Raad duidelijkheid hierover heeft gegeven door middel van het wijzen van één of meerdere arresten, wordt het opleggen van deze aanslagen en het afhandelen van bewaarschriften aangehouden.

Het aanhouden van de bezwaarschriften betekent dat de beslistermijn van de Algemene wet bestuursrecht overschreden wordt. Als een belanghebbende om die reden de Belastingdienst in gebreke stelt voordat de Hoge Raad arrest gewezen heeft, zal wel uitspraak op het bezwaarschrift worden gedaan. De Wet rechtsherstel box 3 is daarbij het kader. Dit betekent dat het bezwaarschrift in beginsel wordt afgewezen. Daartegen kan de belanghebbende vervolgens beroep instellen bij de fiscale rechter. Naar verwachting zullen verreweg de meeste belanghebbenden de arresten van de Hoge Raad willen afwachten. De uitspraak op hun bezwaarschrift zal conform deze arresten plaatsvinden. Voor belanghebbenden heeft dit als voordeel dat zij aanspraak kunnen maken op eventueel voor hen gunstige arresten, zonder dat zij nu individueel hoeven te procederen. Als belanghebbenden het niet eens zijn met de uiteindelijke uitspraak op hun bezwaarschrift staat de weg naar de fiscale rechter voor hen uiteraard alsnog open.

Voorlopige aanslagen

Voorlopige aanslagen IH 2021 en 2022 met box 3-inkomen dat uit meer bestaat dan banktegoeden zullen wel opgelegd worden. Dit geldt zowel voor de voorlopige aanslagen die leiden tot een teruggaaf als voor de voorlopige aanslagen die leiden tot een te betalen bedrag. Daarmee wordt enerzijds voorkomen dat belanghebbenden langer op hun geld moeten wachten. Anderzijds wordt voorkomen dat er over een langere periode belastingrente in rekening gebracht wordt. De Wet rechtsherstel box 3 is het kader bij de voorlopige aanslagregeling. Verzoeken om herziening van een voorlopige aanslag, evenals bezwaarschriften tegen eerdere afwijzing van zo’n verzoek, zullen ook worden aangehouden.

Deze aanpak is bedoeld om de procedures tegen de forfaitaire spaarvariant zo min mogelijk belastend te laten zijn voor belastingplichtigen, fiscaal intermediairs en de Belastingdienst. De afhandeling van de bezwaarschriften en het opleggen van de aanslagen zal na de arresten van de Hoge Raad plaatsvinden. Dit verandert niets aan de rechtspositie van de belanghebbenden. Het is helaas niet bekend wanneer de Hoge Raad arrest zal wijzen. Als dat lang op zich laat wachten, kan de aanslagtermijn gaan knellen. Van Rij kan nu niet uitsluiten dat op enig moment toch definitieve aanslagen over 2021 of 2022 vastgesteld moeten worden, waarbij er sprake is van box 3-inkomen dat uit meer bestaat dan banktegoeden.

Bron: Taxence 20 april 2023 door Anne-Marie Noornenbos; https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/04/20/kamerbrief-aanhouden-behandeling-bezwaarschriften-en-opleggen-aanslagen-box-3


Marjo Jacobs september 6, 2022

Staatssecretaris Van Rij geeft in een Kamerbrief een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot box 3. De invoering van een nieuw stelsel voor box 3 wordt uitgesteld naar 2026.

Het rechtsherstel in box 3 is inmiddels in gang gezet. Dit gebeurt volgens de forfaitaire spaarvariant. Belastingplichtigen met uitsluitend spaargeld krijgen hierdoor (vrijwel) de gehele box 3-heffing terug, omdat het rendement op spaargeld de afgelopen jaren vrijwel nihil was. Burgers die meededen aan de massaalbezwaarprocedure tegen de box 3-heffing over 2017 – 2020, hebben de afgelopen weken een brief van de Belastingdienst ontvangen.

Aanslag inkomstenbelasting 2021
Op 22 augustus is de Belastingdienst gestart met de verzending van de eerste aanslagen inkomstenbelasting aan mensen die aangifte hebben gedaan van inkomen in box 3 over het belastingjaar 2021. Deze aanslagen worden gefaseerd verstuurd om een te grote belasting van de Belastingdienst te voorkomen. Dit betekent dat mensen met inkomen in box 3 volgens de planning van augustus tot en met half december hun aanslag inkomstenbelasting over 2021 kunnen verwachten. Zij hoeven hiervoor niets te doen.

Mensen met inkomen in box 3 over belastingjaar 2021 die aangifte hebben gedaan, kunnen hun aangifte 2021 online aanpassen. Hiervoor is een nieuwe versie van het online aangifteprogramma beschikbaar op de website van de Belastingdienst. Zo kunnen ze bijvoorbeeld de partnerverdeling veranderen tot het moment dat de aanslagen van beide partners onherroepelijk zijn, of als ze toch in aanmerking komen voor aftrek van zorgkosten of giften (als gevolg van een lager verzamelinkomen door de nieuwe berekening), dit opnemen in de aangifte. De aanslagen van mensen met inkomen in box 3 over het belastingjaar 2021 worden opgelegd op basis van de forfaitaire spaarvariant als deze gunstiger is voor de belastingplichtige. Is dit niet het geval, dan wordt nog het oude box 3 stelsel toegepast.

Verdere planning rechtsherstel
Vanaf medio september wordt volgens de huidige planning gestart met het rechtsherstel voor de aanslagen over 2017 tot en met 2020 die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden of nog niet zijn vastgesteld. Met Prinsjesdag maakt het kabinet de uitkomsten van de integrale besluitvorming over de begroting bekend en geeft daar toelichting op, waaronder ook over niet-bezwaarmakers in box 3.

Wetgeving
Op 30 juni is het beleidsbesluit voor het rechtsherstel gepubliceerd. Dit besluit was nodig om te kunnen starten met het rechtsherstel voor de bezwaarmakers, zodat zij voor 4 augustus herstel konden ontvangen. Dit beleidsbesluit wordt in wetgeving omgezet. De Kamer zal dit wetsvoorstel ontvangen als onderdeel van het pakket Belastingplan 2023.

Tot de invoering van een stelsel op basis van werkelijk rendement is overbruggende wetgeving voor box 3 ontworpen. Deze wetgeving zal in de tussenliggende periode het huidige box 3-stelsel vervangen en wordt gebaseerd op de voor het rechtsherstel gekozen oplossingen, de forfaitaire spaarvariant. Hierdoor zullen spaarders – uitgaande van de huidige rendementen op spaargeld – ook in de overbruggingswetgeving vrijwel geen belasting betalen in box 3. Met het wetsvoorstel wordt box 3 met ingang van het belastingjaar 2023 aangepast. De wetswijzigingen worden vormgegeven in een zelfstandig wetsvoorstel “Overbruggingswet box 3” en zullen ook onderdeel uitmaken van het pakket Belastingplan 2023.

Gezamenlijk met de andere wetsvoorstellen in het pakket Belastingplan 2023 worden deze voorstellen op Prinsjesdag 2022 aan de Kamer aangeboden. Het gehele pakket zal het gebruikelijke wetgevingstraject doorlopen zodat inwerkingtreding daarvan per 1 januari 2023 mogelijk is.

Openstaande toezeggingen
Toezegging informeren burgers over aanslag 2021

Eerder is toegezegd dat mensen met inkomen in box 3 worden geïnformeerd dat zij de definitieve aanslagen waarschijnlijk later dan de gebruikelijke datum van 1 juli opgelegd krijgen. Belastingplichtigen die vóór 1 mei 2022 aangifte inkomstenbelasting over 2021 hebben gedaan met inkomen in box 3 zijn inmiddels door de Belastingdienst geïnformeerd dat zij de definitieve aanslag later dan normaal krijgen omdat de systemen van de Belastingdienst worden aangepast voor de nieuwe berekening van het inkomen in box 3 in verband met de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021.

Wel is aan degenen die geld terugkrijgen al een voorlopige aanslag met de oude berekening van box 3 opgelegd. De Belastingdienst wil hiermee voorkomen dat belastingplichtigen langer op een belastingteruggave moeten wachten dan normaal. Aan de belastingplichtigen die in de periode van 1 mei tot 15 juni aangifte met inkomen in box 3 in 2021 hebben gedaan, is in de eerste helft van augustus ook per brief het streven medegedeeld dat zij de aanslag inkomstenbelasting 2021 tussen 1 augustus en 31 december 2022 ontvangen. Als er door ontwikkelingen bij de hersteloperatie voor de belastingplichtigen die na 15 juni aangifte hebben gedaan niet kan worden voldaan aan het streven om binnen drie maanden na de aangifte bericht te sturen, dan worden zij daarover in september geïnformeerd.

Toezegging over exacte budgettaire effect van doorwerking naar inkomensafhankelijke regelingen.

Om o.a. privacy redenen kan de Belastingdienst bij de aanlevering van gewijzigde verzamelinkomens aan andere departementen niet per individueel geval de reden van aanpassing meeleveren. Het is daarom voor ontvangers van deze gegevens niet vast te stellen waarom het verzamelinkomen is aangepast, waardoor een exacte vaststelling van de budgettaire effecten niet mogelijk is.

Een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement
Een succesvolle implementatie van een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per belastingjaar 2025 is niet realistisch. Het kabinet heeft daarom besloten om te koersen op de invoering van het nieuwe stelsel met ingang van het belastingjaar 2026. De budgettaire derving als gevolg hiervan is eenmalig € 385 miljoen. De overbruggingswetgeving zal hierdoor een jaar langer van kracht zijn. Spaarders zullen – net zoals bij het toekomstige stelsel op basis van werkelijk rendement – tijdens de overbruggingsfase vrijwel geen belasting in box 3 betalen als het rendement op spaargeld op het huidige lage niveau blijft.

Toezeggingen en moties over vormgeving box 3-stelsel
In een brief later in september zal Van Rij ingaan op de volgende onderwerpen:

Systeemvergelijking tussen een vermogensaanwasbelasting en een vermogenswinstbelasting, waarbij – ondersteund met cijfermatige uitwerkingen en microberekeningen – onder andere wordt ingegaan op de budgettaire opbrengst, liquiditeitsproblematiek, mogelijke economische verstoringen en uitvoeringsaspecten vanuit het perspectief van burgers, de Belastingdienst en ketenpartners;
Opties om rekening te houden met inflatie;
Effect van kwijtscheldingswinst op het armoede- en schuldenbeleid;
Box-arbitrage, ontwijkingsmogelijkheden en het belasten van vermogen in de breedte (in box 2 en box 3, vermogen in onroerend goed via buitenlandse constructies en andere relevante constructies);
Opties om de werkelijke waardeontwikkeling van onroerende zaken al vanaf inwerkingtreding te belasten, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de WOZ-waarde;
Beoordeling door de inspecteur of kunst hoofdzakelijk ter belegging wordt gehouden;
Interactie met toeslagen.
Bron: Taxence dd 05 september 2022 door Anne-Marie Noordenbos en Kamerbrief Stand van zaken box 3, nr. 2022-00000218586, Ministerie van Financien, 5 september2022


Het pakket Belastingplan 2023 zal hoogstwaarschijnlijk verschillende (geleidelijke) fiscale wijzigingen voor ondernemers bevatten. Een vooruitblik op de wijzigingen voor ondernemers.

Afschaffing fiscale oudedagsreserve
Heeft een ondernemer aan het begin van een jaar nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt? Dan mag hij in beginsel zijn fiscale winst verlagen met een dotatie aan de fiscale oudedagsreserve (FOR) als hij voldoet aan het urencriterium. De hoogte van deze dotatie kent een aantal grenzen. De FOR is geen echte oudedagsvoorziening, maar een fiscale uitstelpost. Het kabinet wil de FOR afschaffen. Dat zal gebeuren door per 1 januari 2023 de fiscaal gefacilieerde opbouw van de FOR te stoppen. Een ondernemers zal de FOR die hij vóór die datum heeft opgebouwd nog wel kunnen afwikkelen.

Afbouw zelfstandigenaftrek
Het Belastingplan 2023 zal de al begonnen afbouw van de zelfstandigenaftrek versnellen. Het is de bedoeling dat met ingang van 2023 in zes stappen van € 650 een afbouw plaatsvindt. Daarna vindt nog een verdere afbouw plaats in twee stappen van € 605 naar uiteindelijk € 1.200 in 2030.

Afschaffing middelingsregeling
Het kabinet wil per 1 januari 2023 de middelingsregeling afschaffen. Het laatste tijdvak waarover men kan middelen zal dus bestaan uit de jaren 2022, 2023 en 2024.

Invoering progressief tarief in box 2
Terwijl box 2 in 2022 één tarief van 26,9% kent, zullen inkomsten uit aanmerkelijk belang (ab) per 2024 belast zijn tegen een progressief tarief. Het inkomen uit ab tot en met € 67.000 zal onder een tarief van 26% vallen. Het meerdere valt onder een tarief van 29,5%.

Afbouw van algemene heffingskorting bij hoog verzamelinkomen
De huidige algemene heffingskorting bedraagt € 2.888 minus 6,007% van het inkomen uit werk en woning voor zover dat meer bedraagt dan € 21.317. De algemene heffingskorting is echter nooit een negatief bedrag. Het Belastingplan 2023 bevat een maatregel om de algemene heffingskorting afhankelijk te maken van het verzamelinkomen. Dat betekent dat de inkomens uit box 2 en box 3 ook gaan meetellen.

Stapsgewijze afschaffing inkomensafhankelijke combinatiekorting
Onder voorwaarden kan een IB-ondernemer nu nog recht hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). In het coalitieakkoord is de afschaffing van de IACK per 1 januari 2025 aangekondigd. Maar deze afschaffing zal stapsgewijs plaatsvinden. Bovendien blijven ouders met kinderen die zijn geboren vóór 2025 hun recht op de IACK houden.

Verkleining eerste schijf vennootschapsbelasting
Nu is het tarief van de vennootschapsbelasting 15% voor de eerste € 395.000 aan fiscale winst en 25,8% over de rest. De wetgever wil deze eerste schijf per 1 januari 2023 terugbrengen tot € 200.000.

Lachgas onder normaal tarief
Op 1 juni 2021 oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2021:5432) dat de levering van patronen met lachgas, die waren gebruikt in slagroomspuitbussen, onder het verlaagde btw-tarief vielen. Omdat lachgas in de praktijk ook wordt gebruikt als recreatief roesmiddel, wil het kabinet dat de levering van lachgas altijd is belast tegen het normale tarief. Het Belastingplan 2023 zal daartoe een maatregel bevatten.

Btw-nultarief voor zonnepanelen op woningen
EU-lidstaten mogen een btw-nultarief toepassen op de levering en installatie van zonnepanelen op onder meer woningen. Het kabinet wil deze mogelijkheid graag benutten. Daarbij is zijn motivering als volgt. Dankzij een btw-nultarief drukt geen btw meer op de aanschaf en de installatie van de zonnepanelen op woningen. Particuliere zonnepaneelhouders hebben daardoor geen belang meer bij het terugvragen van de btw over deze zonnepanelen. Vaak hoeven zij zich dan ook niet meer aan te melden voor de kleineondernemersregeling. In de meeste gevallen zullen zonnepanelen daardoor op woningen zijn te installeren zonder btw-druk en -verplichtingen.

Wet: art. 3.67, 3.76, 3.154, 8.10 en 8.14a Wet IB 2001, art. 9 Wet OB 1968 en tabel I post a.1 en art. 22 Wet Vpb 1969

Bron: Taxence door Remco Latour, 15 augustus 2022; Ministerie van Financiën 3 juni 2022, nr. 2022-0000132565


Heeft u – vanwege aangifteverzuim – een naheffingsaanslag omzetbelasting over het 2e kwartaal 2021 of over juni 2021 ontvangen, met dagtekening 28 augustus 2021? Maar hebt u wel op tijd aangifte gedaan en daar een ontvangstbevestiging voor ontvangen? Dan heeft de Belastingdienst deze naheffingsaanslag onterecht opgelegd.

Door een technisch probleem is er iets misgegaan met het verwerken van de aangifte. De Belastingdienst verwerkt de aangifte alsnog goed. De aanslag wordt aangepast op basis van de aangifte die u al op tijd hebt ingediend. U krijgt daarover nog bericht. U hoeft niets te doen.

Omdat de Belastingdienst de aangiften handmatig moet verwerken, kan het nog enkele weken duren voordat u bericht krijgt. Als het langer duurt, dan kunt u dit lezen op Forum Fiscaal Dienstverleners en belastingdienst.nl.

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 28 Augustus 2021


Staatssecretaris Vijlbrief heeft aan de Tweede Kamer geschreven niets te willen veranderen aan het ingediende wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap vanwege de coronacrisis.

De vaste commissie van Financiën had de staatssecretaris verzocht de Tweede Kamer te informeren over de gevolgen van de coronapandemie voor het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap (hierna: het wetsvoorstel) . Door de coronapandemie zijn veel ondernemers financieel geraakt. Beschikken deze ondernemers nog over voldoende middelen om de liquiditeitspositie van hun vennootschappen te waarborgen?

Onvoldoende gegevens beschikbaar
Er zijn op dit moment nog geen aangiftegegevens beschikbaar over 2020 en 2021 Er kan daarom nog geen inschatting worden gemaakt wat de ontwikkeling is geweest van het aantal ab-houders met excessieve schulden tijdens de coronacrisis. In 2019 hebben bovendien veel ab-houders hun schulden al deels afgelost. Mogelijk heeft dat te maken met aankondiging van het wetsvoorstel. Door aflossing van de schulden is de liquiditeitspositie van bv’s al verbeterd.

Voldoende maatregelen vanwege coronacrisis genomen
Het kabinet heeft juist vanwege de coronacrisis al uitgebreide steunmaatregelen voor ondernemers genomen. Door de coronacrisis is de inwerkingtreding van het wetsvoorstel bovendien al met een jaar uitgesteld. Ondernemers hebben daarom een jaar extra gekregen om te anticiperen op het wetsvoorstel. De inwerkingtreding is gepland op 1 januari 2023, zodat de eerste peildatum 31 december 2023 zal zijn. Daar komt bij dat het wetsvoorstel alleen van invloed is op ab-houders met meer dan € 500.000 schuld aan hun eigen bv.

Bron: Taxence door Michel Halters, 5 juli 2021
Kamerbrief van 2 juli 2021 met nadere informatie Wet excessief lenen bij eigen vennootschap, kenmerk 2021-0000126845


Als een dga eenmaal met zijn bv heeft afgesproken dat hij rente over de rekening-courant vergoedt, moet hij deze ook voldoen. Anders geniet hij een verkapt dividend.

Een dga had in 2013 een overeenkomst inzake rekening-courant (rc) gesloten met zijn bv. Op grond van deze overeenkomst zou de bv over het saldo een rente van 5% per jaar berekenen. De bv bracht de dga echter geen rente over 2015 en 2016 in rekening. De Belastingdienst ziet in het niet doorberekenen van rente over de rekening-courant een verkapte winstuitdeling. Ook Rechtbank Gelderland komt tot die conclusie. De bv had recht op een rentevergoeding van de dga, maar heeft deze niet ontvangen of bijgeschreven. De bv heeft daarmee afgezien van een voordeel en zo haar dga verrijkt. Het bedrag aan misgelopen rente heeft het vermogen van de bv definitief verlaten. Omdat zowel de dga als zijn bv wist van de inhoud van de overeenkomst, waren zij zich bewust van de bevoordeling van de dga.

Wet: art. 4.12 Wet IB 2001

Bron: Taxence door Remco Latour 20 augustus 2021. Rechtbank Gelderland 28 juni 2021 (gepubliceerd 18 augustus 2021), ECLI:NL:RBGEL:2021:3248, 19/6812 en 19/7353


Marjo Jacobs augustus 4, 2021

Het handhavings- en toezichtbeleid van de Belastingdienst voor de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) blijft vooralsnog ongewijzigd. Dit in tegenstelling tot berichten in de media over mogelijke wijzigingen.

Het huidige handhavingsmoratorium loopt tot minimaal 1 oktober 2021 en eindigt pas wanneer het kabinet dit besluit. Tot die besluitvorming blijft de huidige situatie van kracht en voert de Belastingdienst het Toezichtplan Arbeidsrelaties uit.

Sinds 1 januari 2020 kan de Belastingdienst meer handhaven op arbeidsrelaties bij opdrachtgevers. Er kunnen correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen worden opgelegd, eventueel met een boete. Handhaving op de loonheffingen vindt alleen plaats bij kwaadwillende opdrachtgevers en opdrachtgevers die aanwijzingen hebben gekregen van de Belastingdienst en die niet opvolgen binnen een redelijke termijn. Dit wordt het handhavingsmoratorium genoemd.

Aan handhaving gaat altijd toezicht vooraf. Dit kan bijvoorbeeld beginnen met een bedrijfsbezoek en uitmonden in een boekenonderzoek.

Pilot webmodule
Deze pilot startte in januari 2021 en heeft een looptijd van minimaal 6 maanden. Werkgevers gebruiken een speciale webmodule om te zien of iemand terecht buiten dienstbetrekking werkt. Naar verwachting volgt in oktober 2021 meer over de uitkomsten van de pilot. Een nieuw kabinet zal daarna een beslissing over de voortzetting van de Wet DBA nemen.

DBA: hoe zat het ook alweer?
Door de DBA is de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) vervallen. Opdrachtgevers en opdrachtnemers maken binnen hun arbeidsrelatie afspraken. Samen beoordelen zij of sprake is van loondienst. Bij twijfel kan een modelovereenkomst zekerheid geven. Als sprake is van loondienst moet de werkgever loonheffingen inhouden en betalen. Ook moet hij meestal loon doorbetalen bij ziekte en vakantie en gelden bijvoorbeeld specifieke regels bij ontslag.

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners 23 juli 2021